Joppe en Gerda

Juli 2009

We weten het nu, Joppe gaat dood. Zijn vrienden weten het, buren en familie ook. En toch lijkt het leven gewoon door te gaan. Paul naar het werk, ik naar mijn werk en Joppe nog even naar school. Zijn vriendinnetje blijft af en toe slapen, ze hebben het fijn samen. Joppe en ik moeten geregeld bloed laten prikken, hij moet op controle komen bij de specialist in Nijmegen en bij de specialist in Venlo die nu de behandeling weer terug overneemt. Hij zal nog een paar onderhoudskuren chemo krijgen, gewoon om te zorgen dat het leven zo lang mogelijk prettig blijft.
Half juli breng ik Joppe en zijn lief met de auto naar school om hun boeken in te leveren. De vakantie is begonnen. Niets wijst op naderend onheil. Paul heeft het naast zijn werk druk met de muziek, met de harmonie neemt hij deel aan het WMC (Wereld Muziek Concours) dus zijn er veel extra repetities. Alle keren ben ik mee geweest naar het WMC, ook nu. Maar ik kan me er niets van herinneren, het is dit keer iets wat er ook nog bij komt, iets waarvan ik blij ben dat het weer achter de rug is. Nu kunnen we de aandacht richten op de naderende vakantie. Paul en ik, Joppe en zijn vriendin. We willen er iets heel moois en goeds van maken. Want ja, het is misschien wel de laatste keer samen met Joppe.
Maar dan, een week nadat de schoolboeken zijn ingeleverd, begint de ellende. Niet dat Joppe in eens snel achteruit gaat, nee helemaal niet. De klappen komen uit heel andere hoeken. Zijn lief is met een paar vriendinnen naar Renesse in Zeeland. Op de camping, in kleine tentjes, veel naar het strand als het weer het toelaat en ’s avonds uitgaan. Joppe mist haar.  En dan belt ze hem.
Paul en ik krijgen al die tijd die ze nu al bij ons over de vloer komt geen goed contact met haar. We hebben het wel geprobeerd, gesprekjes aangaan, interesse tonen maar ze houdt ons af. Als ze met Joppe bij ons thuis komt,  zitten ze samen even beneden op de bank, even, zo lang als nodig om niet al te onbeleefd te zijn.  Ze is zwijgzaam, antwoord hooguit met een ja of nee, ze blijft gesloten, geen blijken van vriendelijkheid, bijna zelfs geen beleefde frases. Eigenlijk hebben wij het al met haar gehad, we vragen ons af of ze wel het geschikte meisje voor Joppe is. Maar wat kunnen we – helemaal niets. Joppe is gek op haar en heeft haar nodig, juist nu. En dus tolereren we haar, houden onze mond en blijven vriendelijk en gastvrij. En mag ze mee met ons op vakantie. Joppe verheugt zich erop en wij hopen dat als we eenmaal met z’n vieren in een andere omgeving zijn, samen leuke dingen doen, het ijs misschien eindelijk zal gaan breken.
Maar dan belt ze vanuit Renesse om Joppe te vertellen dat ze met een andere jongen gezoend heeft, dat ze misschien niet meer zijn vriendinnetje wil zijn, wel een vriendin hoor, echt wel, maar nou ja eigenlijk …, ze moet er nog over denken en als ze terug is dan moeten ze maar eens praten. Joppe is in alle staten, helemaal over zijn toeren, zijn broze wereldje stort in. Ik ben vooral boos op die meid, hoe in godsnaam kan ze dit nu doen, zo, op deze manier, nu Joppe ziek is, dood zal gaan. Heeft ze dan geen enkel benul wat dit voor hem betekent, dat ze hem,  terwijl hij er toch al zo ellendig aan toe is, nog een schop na geeft? Ik ben razend, maar ik laat niets merken, probeer Joppe te troosten, hem ook te helpen. Misschien wordt de soep wel niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend. Logisch toch, zo’n vakantiesfeertje – een groep meiden, een groep jongens, ze hebben lol met elkaar, gaan uit en ja dan gebeurt er wel eens wat. Maar die jongen, ach die ziet ze daarna nooit meer en misschien zat het haarzelf ook wel hoog, voelde ze zich schuldig en had ze daardoor ook gebeld. Het lukt me om Joppe wat te kalmeren, maar de angst haar te verliezen kan ik niet weg nemen, die blijft aan hem vreten, dat merk ik wel. En ik denk aan die vakantie, hoe moet dat nou als ze niet meer zijn vriendin wil zijn, als ze niet meer mee wil met hem en ons naar Frankrijk. Ook ik voel dat mijn evenwicht wankel wordt, ook ik voel angst en dreiging. Nu, achteraf denk ik dat ze misschien wel had gehoopt dat door te vertellen dat ze gezoend had met een ander, Joppe het zelf zou hebben uitgemaakt. Was misschien wel zo makkelijk geweest, toch?
Ondertussen heeft Paul het heel druk op zijn werk. Daar is hij samen met zijn collega’s onder begeleiding een traject in gegaan om de praktijkorganisatie te verbeteren. Iedereen heeft het zo druk, iedereen heeft daar last van. Kan het efficiënter, moet het anders?Alles komt aan bod, ook de onderlinge samenwerking tussen de assistentes, tussen de artsen en tussen artsen en assistentes. Maar natuurlijk met respect voor elkaar en met ruimte voor iedereen om zijn of haar hart te luchten. Een veilige setting voor iedereen. Mede daarom is die externe begeleider  ingehuurd, om dat te bewaken.  Een moeizaam traject maar wellicht levert het wat op. Paul vindt namelijk al heel lang dat hij onevenredig zwaar belast wordt. Hij houdt zich naast het medisch inhoudelijk werk bezig met het computersysteem van de praktijk maar krijgt daar geen ruimte voor in tijd. Dus moet heel veel onderhoud in zijn vrije tijd gebeuren. Daarnaast heeft hij volle spreekuren, veel meer in zijn beleving, dan zijn collega’s. En als hij eens gaat turven in de afsprakenboeken, blijkt hij gelijk te hebben. Maar die boodschap willen zijn collega’s niet horen. Nee, het ligt volgens hun aan Paul zelf: hij loopt steeds gigantisch uit met zijn spreekuur, hij werkt niet efficiënt. Ook merkt hij dat zijn collega’s met de mond wel meeleven met hem en Joppe, dat ze zeggen dat hij natuurlijk ruimte moet nemen en zal krijgen als dat nodig is. Maar als Paul dat dan doet, zoals op de dag dat Joppe te horen kreeg dat de kanker niet onder controle te krijgen is, dan wordt hem dat kwalijk genomen, dan krijgt hij te horen dat hij niet zomaar kan weg blijven bij een collegiaal overleg, dat hij niet zomaar weg kan gaan, alles uit zijn handen laten vallen. En dat terwijl hij eerst zijn spreekuur heeft afgemaakt, de  assistentes heeft ingeseind, netjes zoals het hoort. De frustratie loopt op, Paul is zeker toe aan vakantie.

 

En dan eindelijk op een zondag het optreden van de harmonie van Paul tijdens het WMC, om Paul mentaal te steunen zit ik zit in de zaal maar ben er eigenlijk niet bij. Ik wil ook Joppe niet alleen laten. Ik ben alleen maar blij dat die stress nu eindelijk afgelopen is. Het resultaat van de harmonie kan me dit keer niet boeien.
In de week hierna, proberen we , ondanks de angst van Joppe om zijn vriendin te verliezen, het leuk te maken. Veel meer kunnen we niet doen. Alles doen zodat Joppe zo lang mogelijk een zo fijn mogelijke tijd heeft. En dus gaan we met hem naar het Eisenbahnmuseum in Bochum. Er is veel te zien aan spoorwegmaterieel. Joppe doet zijn best om interesse te hebben maar we kunnen zien dat het hem moeite kost.  Nog een kleine twee weken dan gaan we op vakantie. Nog even een kuur retuctiemap (zeg maar chemo) voor Joppe, voorbereidingen voor de vakantie.
Dan is het weer zondag, een week voor we op vakantie gaan, en kondigt het lief van Joppe aan dat ze samen met haar moeder langs wil komen. O wee, o wee … mijn hart slaat op hol, wat gaat er gebeuren, ze gaat natuurlijk zeggen dat ze niet met ons mee gaat op vakantie, wat moet ik zeggen, wat moet ik doen, hoe kan ik deze rampspoed afwenden? Ik wil dat Joppe blij en gelukkig kan zijn, zoveel en zo lang mogelijk. En daar hoort bij dat zij er voor hem is en mee gaat op vakantie. Ook al is zij niet de vriendin die Paul en ik voor Joppe zouden uitzoeken. Ook Joppe is best zenuwachtig.
Enige tijd later zitten moeder en dochter naast elkaar op de bank en komt het hoge woord er uit. Nee, ze wil niet meer hét vriendinnetje van Joppe zijn, nee ze houdt niet meer op die manier van hem. Ze vindt hem nog steeds heel aardig hoor, ze wil heel graag een goede vriendin blijven. Ze kan fijn en goed met Joppe praten, hij begrijpt haar, maar nee. Moeders is stil, lijkt mee te zijn gekomen als een soort chaperonne. Ik vertrouw haar niet, is deze verbreking van de relatie, juist nu, zo kort nadat we definitief weten dat Joppe niet meer beter zal worden, soms ingegeven door de ouders van lief? Want uit niets van wat ze zegt komt naar voren wat er nu werkelijk zo anders is geworden. Die jongen in Renesse heeft er ook niets mee te maken.  Joppe is stil, kijkt strak en verdrietig. Mij drijft maar één ding: redden wat er te redden valt, voor Joppe, en dus begin ik te praten als brugman. Eigenlijk praat ik op iedereen tegelijk in. Op Joppe: dat het fijn is dat ze het zo eerlijk zegt en dat hij haar ook nog niet helemaal kwijt is, ze wil immers een heel goede vriendin voor hem blijven. Op lief: dat het fijn is dat ze zo eerlijk is, dat ik snap dat het heel moeilijk voor haar is, dat ze heel veel voor Joppe betekent omdat hij zo fijn met haar kan praten en leuke dingen doen. En ten slotte op lief en moeders samen: dit hoeft toch niet perse te  betekenen dat ze niet mee zou kunnen gaan. Ze had eerder gezegd er best wel veel zin in te hebben, nou dan … ze kan ook gewoon als een goede vriendin mee, toch? Joppe heeft zich er erg op verheugd en als zij er ook zin in heeft, nou waarom dan niet? Joppe leeft op en ook ex-lief geeft blijk van interesse. Als dat zou kunnen? Moeders houdt zich stil en na enige tijd moet ze wel instemmen. De jongelui hebben gewonnen, Vriendinnetje lacht een beetje schuchter, Joppe kijkt weer vrolijker en ik haal opgelucht adem.

 

De volgende dag – maandag – het vervolg van de soap, en zoals dat hoort bij soaps – het wordt heftiger, meer emoties, meer spanning, botsende belangen. Een tweede verhaallijn komt met kracht naar voren en de gemeenschappelijke noemer van die verhalen?  Narigheid.
Iedereen in deze soap heeft zijn eigen verhaal, dit is het mijne.

 

Niets vermoedend beginnen we aan de dag.  Joppe is gekalmeerd, slaapt lekker uit en ik ga een paar uurtjes werken. Ook Paul is naar zijn werk. Vandaag is er aan het begin van de avond weer een maatschapoverleg . Ik hoop en verwacht dat het wel goed zal gaan.  Paul zal wel laat thuis zijn. Kalm verloopt de middag totdat aan het eind daarvan de telefoon rinkelt. De vader van Joppe’s ex-lief. Hij wil graag toch nog even komen praten. Oké, natuurlijk. En al snel zitten we daar: Joppe en ik, ex-vriendin en haar pappa die vlot het woord neemt. Zij en Joppe zitten er stilletjes bij. Ik laat hem uitpraten en begin dan een groot offensief of eerder een flinke partij paniekvoetbal.
Ex-lief heeft het niet durven zeggen, zegt vader, maar eigenlijk is ze erg bang dat ze naar huis gaat verlangen, weet ze wel zeker dat drie weken met ons op vakantie te veel is, ze zal echt heimwee krijgen, daarvan is ze overtuigd. Maar ze is bang om het te zeggen. Geen beweging, geen blik, geen woord van haar, ze zit er met neergeslagen ogen bij. Joppe incasseert en mijn brein draait op volle toeren. Het mág niet gebeuren. Joppe, mijn zieke zoon, zijn vakantie – zijn mogelijk laatste vakantie – in het water laten vallen? Nee, dat zal, dat kan, dat mág niet gebeuren. En dus begin ik te polderen, we kunnen toch zeker wel een compromis vinden? Dat ze een deel van de vakantie met ons mee gaat en dan weer terug naar huis gaat? Daar zijn toch mogelijkheden? Als Joppe haar direct vraagt of ze dan eerder niet eerlijk is geweest tegen hem toen ze steeds zei dat ze het fijn vond om samen met hem mee te gaan op vakantie met ons,  opent ex-lief dan toch haar mond. Ze zegt dat ze het op zich best wel leuk vindt om mee te gaan en een week of tien dagen zeker fijn zou vinden. En dan begint het heen en weer gepraat over hoe dan. Elk idee dat ik opper, stuit op een ja-maar van pappa. Hij heeft wel vakantie maar haar ophalen, nee daar kan geen sprake van zijn. We kunnen haar op de trein zetten, stel ik voor, ze kan zonder overstappen zo door naar Brussel waar haar ouders haar kunnen afhalen. Geen optie: zijn mooie meisje alleen in de trein, nee dat laat hij niet gebeuren. Hij moet er niet aan denken wat  voor figuren ze onderweg niet zou kunnen tegenkomen, zo’n mooie meid. Nee, daar kan niets van in komen. Het vliegtuig dan? Nee, nee, en nee. Zelfde verhaal. Ze is een mooie meid, ik sta niet toe dat ze alleen reist. Ja maar, wij brengen haar, zorgen dat ze veilig instapt, jullie halen haar op, wat kan er onderweg gebeuren? Nee.  Nou dan sluiten we een compromis – wij en haar ouders rijden elkaar tegemoet, ontmoeten ergens halverwege. Ook deze mogelijkheid wordt resoluut van de hand gewezen. Mijn paniek groeit. Ik wil koste wat het kost Joppe een fijne en goede vakantie bezorgen. Uiteindelijk zeg ik dat wij haar desnoods helemaal thuis zullen brengen. Nog voel ik de weigerachtigheid, maar ik heb hem nu echt al zijn argumenten, al zijn wapens uit handen geslagen en dus … jawel zo wordt het afgesproken. Zodra zij aangeeft dat ze naar huis wil, dan brengen wij haar thuis en gaan daarna weer terug om onze vakantie voort te zetten. Joppe is opgelucht en blij, ik ben boos, opgefokt en uitgeput. Wat een begin van deze vakantie.
Ex-lief en haar vader zijn weg, mijn gedachten slaan op hol. Wat belachelijk, ze is 17 jaar, niet op haar mondje gevallen en best zelfstandig en eigengereid , zo heb ik haar tenminste  leren kennen, ze gaat en mag ook alleen met de trein naar Nijmegen -   en zo mooi nu ook weer niet. We zetten haar op de trein, geen overstappen, niets. We willen haar terug laten vliegen, stewardessen om haar heen, wat kan er nu eigenlijk gebeuren? Een ongeluk? Jawel, maar dat kan ook als ze hier op de fiets naar een vriendinnetje gaat en dat vindt paps toch ook goed? Nou dan? Van binnen raast er een storm door me heen, maar ik hou me stil, laat Joppe er niets van merken. Probeer opgewekt te zijn over de oplossing die we dan toch hebben kunnen vinden. Joppe is er zichtbaar blij mee,

 

En dan gaat de telefoon weer. Paul, paniek in zijn stem. “Ze willen niet meer verder met me, ze willen het maatschapcontract opzeggen. Ze zeggen dat ik te weinig doe, niet goed communiceer, dat ik ongeoorloofd afwezig ben geweest, dat patiënten ontevreden zijn. Ze hebben een heel kort briefje opgesteld waarin staat dat ik akkoord ga met het verbreken van de maatschap. Of ik dat maar even wil tekenen. Nou, dat dat doe ik in elk geval niet.”
Ik ben verbijsterd. Wat is dit? Hoe kan dit? Dit is niet waar. Niet nu. Ik geloof het eigenlijk niet echt, de soep wordt vast niet zo heet gegeten. Dit kan gewoon niet waar zijn.  “Kom maar eerst eens snel naar huis, dan kunnen we er dan rustig over praten”. En dat doen we als Paul thuis is. Paul vertelt, ik luister, we praten.
Wat waren we blij geweest toen Paul in deze maatschap kon gaan werken een paar jaar geleden. De collega’s leken hartelijk, een praktijk met een goede werksfeer, hoe mooi was dat? Het was hard werken, lange dagen.  Vaak was Paul niet voor 22.00 uur ’s avonds thuis en tegenwoordig zelfs vaak pas rond middernacht. Niet alleen de patiënten houden hem bezig, ook de zorg voor het computersysteem van de praktijk. Moet er aan gesleuteld worden, updates of nieuwe programma’s geïnstalleerd , dan moet dat na sluitingstijd als er niet meer gewerkt hoeft te worden. Het wordt nu eenmaal drukker en drukker in de praktijk, iedereen krijgt in mindere of meerdere mate last van de werkdruk. Daarom is het hele traject gestart om samen de maatschap door te lichten. Waar zitten de problemen echt? Ja, en dat Joppe ziek wordt en  Paul af en toe verstek moet laten gaan om hij bij zijn zoon te kunnen zijn,  dat is toch logisch, dat vonden de anderen toch vanzelfsprekend? De collega’s hebben om het hardst geroepen dat dit uiteraard geen enkel probleem was, dat hij de tijd moest nemen die nodig is.
En dan nu, in eens uit het niets dit. We willen je kwijt. Je bent bij een maatschapoverleg weg gebleven, de inkomsten van de praktijk lopen terug. Is dit Pauls fout? Waar halen ze dat vandaan? En die begeleider, laat hij dit allemaal maar gebeuren? Ja, dat doet hij.
De volgende dag ga ik bellen met een van onze adviseurs. Het is duidelijk: dit mag zo niet, is strijdig met de bepalingen in het maatschapcontract, strijdig met het recht. Uitsluiting heet dat en dat mag nu eenmaal niet. Ondertussen hebben de collega artsen gemeld dat ze weer met Paul willen praten en dit keer met mij erbij. Vandaag nog, vanavond. Waarom? Hopen ze dat ze via mij Paul kunnen verleiden om hun briefje te ondertekenen? Nou als dat zo is … dan kennen ze mij niet. Ik ben werkelijk woedend, razend.  Nog niet eens omdat dit betekent dat Paul opnieuw zonder werk is, nee ik ben vooral witheet over de manier waarop. Ik vind het ronduit onfatsoenlijk om niet te zeggen onbeschoft. De woede brandt als een razend vuur in mijn binnenste. Misschien smeulde het al in mijn buik vanuit de onmacht in de strijd tegen de kanker van Joppe en dan het frustrerende gevecht dat  ik heb moeten voeren om de vakantie van Joppe te redden. Het is nog een veenbrand maar als ik deze mensen zal ontmoeten, dat weet  ik zeker, dan laaien de vlammen op en belanden die zogenaamde collega’s in een ware vuurzee.  Ik weet gewoon dat het gaat gebeuren en ik doe niets om het tegen te houden, wil niets doen om het vuur te blussen, te dempen. Nee … het mag en moet er zijn. Zo voelt het. Zo gebeurt het.
We zitten om de tafel in de personeelsruimte van de praktijk. Ik heb er heel wat keertjes gezeten, een kop koffie en wat babbelen met de assistentes. Het is een vertrouwd plekje maar zo voelt het niet meer. De onafhankelijk gespreksleider aan het hoofd van de tafel. Paul en ik naast elkaar aan een zijde en de andere zijdes voor de drie andere artsen. Eigenlijk van het begin af aan een soort waas voor mijn ogen, oren die wel horen dat er gesproken wordt, maar wat er gezegd wordt dringt nauwelijks door. Wel dat geprobeerd wordt om begrip voor hun situatie en beslissing  te verkrijgen, om recht te praten wat krom is. En juist dat laat het sluimerend vuur in mij oplaaien, een grote ontploffing en de vlammen slaan uit. Ik slinger mijn woorden over tafel.
“Jullie moeten je schamen, heel heel heel diep schamen, onder de grond kruipen van schaamte, zo diep dat jullie in Australië uitkomen. Schamen als arts, als collega, als mens. Zo ga je niet met iemand om, zeker niet met iemand die al zo veel narigheid te verduren heeft. Een arts heeft daar weet van, een collega staat klaar voor een collega, een mens heeft mededogen. Maar nee, een week voor onze vakantie, de laatste die we misschien met Joppe hebben, vinden jullie het nodig om Paul te vertellen dat jullie de maatschap willen opzeggen, om hem te vertellen dat jullie  hem er niet meer bij willen hebben. Dat kan niet wachten tot wij terug zijn van vakantie, zodat we die drie weken tenminste in harmonie met elkaar kunnen beleven. En dan willen jullie hem een één of ander kattebelletje laten tekenen. Denken jullie nu echt dat dit zo maar gaat? Nee, dus.”
 De begeleider probeert me in toom te houden en te overtuigen dat ik ook naar de anderen moet luisteren. Oké, goed ik houd mijn mond, laat hun fraaie bijna zalvende woorden over me heen komen. Eén van hen zegt, en dit hoor ik wel: “Ja, maar dat zou zo oneerlijk zijn. We willen niet dat dit achter zijn rug om blijft spelen, nu we het besloten hebben, willen we het ook eerlijk gelijk zeggen zodat hij weet waaraan hij toe is.” Oeps … nieuwe olie op mijn woede. In al dit vuur heb ik het direct in de gaten: “Nee, dat klinkt nobel, maar daar gaat het niet om, waar het wel om gaat is dat jullie al kunnen beginnen met van alles te regelen tijdens onze vakantie. Maar helaas, die vlieger gaat niet op want dit kattebelletje wat jullie Paul willen laten ondertekenen deugt niet. Jullie zijn bezig met uitsluiting, dat mag niet en dat gaan wij niet zomaar accepteren.  We zullen zonodig een advocaat inschakelen en desnoods wordt het een rechtzaak.” Het is duidelijk, wij zullen op geen enkele manier tot elkaar komen. Het gesprek is afgelopen, Paul verzamelt nog wat van zijn spulletjes en papieren, we gaan naar huis. Nog een paar dagen dan gaan we op vakantie. Paul, Joppe en zijn lief en ik. We gaan er iets moois en iets goeds van maken. Voor Joppe, we gaan er zijn vakantie van maken.

 

Een dag voor vertrek heeft Joppe koorts. Ik neem direct contact op met dokter Visser die hem wil zien want zomaar op vakantie gaan terwijl Joppe koorts heeft dat lijkt hem niet verstandig. En dus gaan we naar de Eerste Hulp. Gelukkig … geen ontstekingen, geen blijk van virussen of bacteriën. Waarschijnlijk wordt de koorts veroorzaakt door de kanker. Met wat paracetamol en als de koorts de volgende dag flink lager is, mogen we vertrekken.
En zo gaan we dan eindelijk die zaterdag vriendinnetje ophalen, auto volladen en op weg via Duitsland en Zwitserland naar Frankrijk.

 

De eerste week gaat goed. Het contact tussen ex-lief en Paul en mij is wat moeizaam maar Joppe en zij lijken het samen prima naar hun zin te hebben.  Ze zonderen zich veel van ons af, dat wel. Maar ach … als ze met elkaar willen praten, samen zijn … prima toch? Het lijkt zelfs zo goed te gaan dat ik hoop krijg dat er van eerder naar huis gaan helemaal niets gaat komen. Ik merk in elk geval niets van wat maar in de verste verte lijkt op heimwee. Mooie dagen brengen we door in de Franse Alpen bij Annecy. De koorts is verdwenen, Joppe lijkt fitter en energieker dan ooit. Wandelen door Geneve, een stevig klim bij Chamonix, hij kan het allemaal zonder enig probleem aan. Dan gaan we door naar Zuid-Frankrijk en daar gaan Joppe en zijn meisje een mooie kanotocht maken op de Tarn, 11 km. Een fluitje van een cent. En parapenten, voor haar de eerste keer, een ervaring waar ze overduidelijk plezier aan beleeft. Joppe heeft al vaker zo’n duosprong gemaakt, de ‘piloot’ weet dat en ziet misschien wel dat Joppe ziek is want hij geeft Joppe een lange en spannender vliegervaring dan gebruikelijk bij de duosprongen. Ik geniet met Joppe mee.
Maar dan, op de eerste avond na deze activiteiten is het afgelopen, ze vindt dat het lang genoeg heeft geduurd, ze wil naar huis.
Op de heenweg, op onze eerste overnachtingscamping hebben we een ontmoeting met mijn broer en zijn gezin. Zij op de terugweg naar huis. Ik praat lang met mijn broer over de wens van de ex van Joppe en haar vader. Mijn broer biedt aan haar desnoods op te komen halen zodat ze onder begeleiding terug naar huis kan vliegen. Maar ook hiervan wil ze – als ik het die avond voorstel – niets weten. Weer voel ik boosheid in me oplaaien, ik houd me in en ga  maar eens lang zitten bellen met mijn broer. En dan nemen Paul en ik resoluut ons besluit. We laten ons niet langer ringeloren. We bellen haar ouders en spreken met hun af dat we haar tot aan Dion terug zullen brengen, we verwachten dat zij haar daar komen ophalen. We spreken een plek en een tijd af waarop we elkaar zullen ontmoeten. Ik heb de routes uitgestippeld, de kilometers geteld, voor beide partijen ongeveer 600 km. Zo kunnen wij ’s avonds weer terug op onze camping zijn en onze vakantie voortzetten en zij hebben hun dochter op een veilige manier terug. Ik ben duidelijk: zo gaat het gebeuren en niet anders. Rond het middaguur gaat het in Dion zoals afgesproken, we komen zowat gelijktijdig aan. Ik stel voor nog even samen wat te eten of een kop koffie te drinken maar daar willen de ouders van ex-lief niets van weten. Haar spullen worden overgeladen, lief kruipt op de achterbank in de auto van haar ouders en daar gaan ze. We kijken ze na, Joppe verwacht dat ze om zal kijken, zal zwaaien, maar dat doet ze niet. Binnen enkele tellen is ze weg. Dan gaan ook wij maar weer op pad, terug naar de camping. Het is stil, heel stil in de auto. Niemand zegt een woord. Zo komen we aan het begin van de avond weer terug op onze stek, net op tijd om op het reataurantterras nog een pizza te eten en dankzij een mislukte countrymuzikant die er tussen bijna  elke zin een uitbundig “IAhhhh, IAhhh”door gooit wordt het toch nog gezellig, we moeten er – ondanks onszelf misschien wel – alle drie om lachten. De rest van de vakantie doen we allemaal ons best het leuk en gezellig te maken. Een bericht tussendoor dat Paul zijn moeder plotseling is overleden doet daar niets aan af. Maar kleine pech blijft ons achtervolgen. We willen met Joppe naar een brandweermuseum. Op internet de openingstijden opgezocht maar als we op de locatie – boven een brandweerkazerne – aankomen blijkt het museum niet meer te bestaan. Ach waarschijnlijk is gewoon vergeten om de website uit de lucht te halen., zegt een brandweerman die toevallig in de kazerne aanwezig is.
Ieder jaar als we in deze streek zijn maken we een prachtige rit met een stoomtrein. Dat wil Joppe ook dit keer wel. Als we bij het stationnetje aankomen is het er verdacht stil. Al snel blijkt dat het treintje door een aardverschuiving langs het spoor  niet kan rijden. Eerst moeten herstelwerkzaamheden uitgevoerd worden. En uiteindelijk als we op de terugweg zijn naar huis krijgen we een lekke band. Na lang wachten bij de garage kunnen we weer op weg. Zo langzaam aan beginnen we te denken dat het enige wat ons nu nog kan gebeuren is dat we thuiskomen en ontdekken dat ons huis is afgebrand, onder water staat of leeggeroofd is. Maar nee,a ls we aan het begin van de nacht eindelijk thuis komen, is alles er in orde en kunnen we eindelijk ons bed in duiken.
Een heel speciale vakantie is voorbij.

annelore 30.05.2015 23:11

Weer "mooi" geschreven lieve Gerda.... maar heel verdrietig allemaal.
Ik hoop dat Paul en jij een beetje kunnen bijkomen van alles.

Liefs, ik denk aan je <3

Nieuwe reacties

02.10 | 09:25

Lord Bubuza verenigde mijn man en ik na 8 jaar scheiden .. Het begon allemaal toen mijn man vreemd ging en elke keer dat ik klaagde dat hij niet zou luisteren in plaats daarvan zal hij wakker worden zonder een woord te zeggen, kwam hij op een dag thuis va

03.08 | 21:49

Ha Maarten, dank voor je reactie. Jij houd je bezig met de geschiedenis v.d. Fröbergen? Ben benieuwd naar de documenten waar je het over hebt. Van de marine?

03.08 | 18:00

Erg mooi verhaal, ik heb documenten die je verhaal bevestigen. Ondertussen boek besteld.

19.05 | 17:28

Een nieuwe toevoeging aan mijn website: Schrijfsels. Oefeningen in schrijven, gedachtespinsels, gedichtjes, mijmeringen, zo maar wat gepraat.