De volgende dag – the day after – de verpleging die me komt verzorgen, de dagelijkse routine, alles lijkt zo gewoon, alsof er niets gebeurt is, alsof er gisteren niet een dokter aan mijn bed zat die zei dat ik dood zal gaan. In de loop van
de ochtend komen pap en mam. We zitten met z’n drieën bij elkaar, zeggen weinig. De verpleging die af en toe de kamer op komt, het is een welkome afwisseling.
En in die stilte komt mijn denken toch weer op gang. Ik moet het gaan vertellen.
Gisteren, nadat de dokter bij me weg was zijn pap en mijn lief nog gekomen en konden mam en ik vertellen wat de hij had gezegd. Even van me af praten, dat was wel fijn eigenlijk.
Maar nu komt het vertellen op school, aan de familie, aan mijn vrienden.
Al mijn aandacht gaat hier meteen naar toe. Hoe ga ik het aanpakken? De familie is geen probleem, dat laat ik fijn aan pap en mam over. Maar school en vrienden, dat wil ik zelf doen. Dat is het eerste wat ik zeker weet, dat wil ik zelf doen en op een mooie
manier. Ik besluit erover te praten met meneer Janssen, mijn geschiedenisleraar en mentor op school. Ik kan het goed met hem vinden, met hem kan ik door één deur, hij begrijpt me en hij heeft een humor die me bevalt, die aansluit op die van mij.
Ik bel hem, krijg hem zowaar ook gelijk aan de lijn, en vraag hem naar Nijmegen te komen en een adressenlijst mee te nemen van mijn vrienden die in verschillende klassen zitten. Direct zegt hij ja. Daar ben ik blij mee. Ik kijk uit naar zijn bezoek, naar
het gesprek dat ik met hem kan hebben.
Als hij komt aan het eind van de middag begrijpen pap en mam uit zichzelf – gelukkig dan hoef ik het niet te vragen – dat ze maar beter even weg kunnen gaan om mij alleen te laten met meneer Janssen
die ik trouwens bij zijn voornaam mag noemen, een hele eer. Alleen … dat lukt me niet zo goed, dat ben ik niet gewend. Het blijft meestal gewoon meneer Janssen.
Als we dan eindelijk samen zijn begin ik te vertellen over de zaalarts, de paniekgevoelens
die mam en ik kregen, over de dokter die kwam vertellen over de scan. Er zijn tranen. Verdriet, boosheid en angst, ik ben zooo bang, zooo verschrikkelijk bang.
Waarom moet dit gebeuren? Ik die vanuit de gedachte “wat je niet kent,
mis je ook niet” nooit wilde beginnen met roken, die nooit alcohol wilde drinken. Nooit omdat ik gezond wilde leven, niet verslaafd wilde worden aan wat dan ook. En dan overkomt juist mij dit. Ik wil zoveel in het leven. Ik wil ook leraar worden en mentor,
ik wil vrouw en kinderen. Ik wil een goed leven opbouwen, voor mezelf en anderen, van betekenis zijn. En dan dit.
Meneer Janssen pakt mijn handen, houdt ze stevig vast en zwijgt. Maar hij is er voor mij en met mij. Het doet me goed, geleidelijk aan kalmeer
ik en komt er een vreemde rust over me heen. Nu kan ik met meneer Janssen bespreken dat ik het zelf aan mijn vrienden wil vertellen en verder ook op school. Hij denkt met me mee over het hoe. Mijn vrienden wil ik vragen bij mij thuis te komen. Ik mag
morgen het ziekenhuis uit en dan ‘s avonds wil ik ze allemaal uitnodigen en het hun vertellen. Pap en mam vinden het best. Trouwens gek genoeg komt het nog goed uit ook, deze zaterdag. Onze buren namelijk vieren dit weekeinde – op zondag
- hun 25-jarig huwelijk en zetten een soort grote partytent in de tuin, van voren open maar verder gesloten, met schragen tafels en bankjes. Die plek mag ik gebruiken. Ze hebben ook voldoende te drinken ingeslagen. Mam hoeft alleen maar te
zorgen voor chips en andere knabbels. Het lijkt bijna alsof ik een feestje ga geven. Maar ik wil ook dat het ontspannen is en dat ze begrijpen. Ik wil over mijn ziekte en dood kunnen praten maar ook dat ik gewoon naar school kan gaan en dat ik er gewoon
bij wil blijven horen, meedoen zover als het kan. Ik wil er nog een leuke tijd van maken en daarbij zijn mijn vrienden super belangrijk.
Het enige dat ik nodig heb zijn alle telefoonnummers van de mensen uit mijn vriendengroep om ze persoonlijk
te bellen met de vraag of ze komen. Meneer Janssen heeft de lijst bij zich. Ik kan namen en telefoonnummers overschrijven. Ik heb wat te doen, dat voelt goed. Actie. Daarnaast spreken we af dat ik een mail schrijf gericht aan de hele school. Die zal
dan op Teletop geplaatst worden. Meneer Janssen zal me daarbij helpen. Ik ga dit maandag, als ik weer naar school ga, direct doen. Nu kan ik al nadenken wat erin moet komen te staan.
Ik heb voldoende om mijn aandacht op te richten. Het vertellen
aan mijn vrienden, de tekst voor de mail, ze zijn een houvast, iets om over na te denken hoe ik het doe, wat ik ga zeggen, wat er zal gebeuren, hoe het zal gaan.
Nadat meneer Janssen vertrokken is ga ik gelijk aan de slag. De één
na de ander bel ik met de vraag om morgen, zaterdag dus, bij mij thuis te komen. Bijna allemaal zeggen ze ja. Een enkeling kan niet, heeft iets met de eigen familie, moet werken of sporten. Maar we zullen met een grote club zijn.
Als ik klaar
ben met bellen is de middag een heel eind opgeschoten. Ik heb even niets te doen, de tijd gaat weer maar langzaam. Ik wil snel uit het ziekenhuis, thuis zijn, mijn eigen kamer. Nog één nachtje slapen en dan mag ik gaan. En dan ‘s
avonds: D-day of liever gezegd D-time.
Ik doe mijn ogen dicht en stel me voor dat mijn lief onverwacht op bezoek komt.
Daar is ze, in eens staat ze met een lieve lach op haar gezicht in mijn kamer. Ik steek mijn hand naar haar uit,
ze grijpt hem, komt bij me zitten, en terwijl we elkaar in de ogen kijken streelt ze mijn wang en bijna kale hoofd. Weer gaan mam en pap hun heil ergens anders zoeken. Het is fijn samen te zijn met mijn meisje, mijn vriendin. Zij vindt het moeilijk, dat merk
ik wel en begrijp ik ook. Je vriendje gaat dood. Ik druk haar op het hart dat ik wil dat zij gelukkig wordt in het leven, dat er wel een andere jongen zal komen van wie ze kan houden, met wie ze kan trouwen, leven en kinderen krijgen. Maar ook dat ik graag
wil dat ze bij mij blijft zo lang als ik leef, samen dingen doen en dat ze me helpt wanneer ik het moeilijk heb en ook dat ik hoop dat ze mij nooit zal vergeten en in haar hart met zich mee zal dragen. Altijd. Ze belooft me alles wat ik vraag maar ze kijkt
een andere kant op. Ik probeer haar te troosten, pak haar hand en speel met haar haren zoals ik al zo vaak gedaan heb. Onze aandacht gaat nu naar zaterdag als de vrienden komen. Ik vertel haar wat ik wil zeggen en hoe, we praten erover hoe ze zullen reageren.
Een vriend van mij heeft zijn moeder verloren aan kanker, een vriendin nog maar net een half jaar geleden haar vader. Het kan heel hard voor ze aankomen. Sommigen zullen misschien moeten huilen, er zal schrik zijn en er zullen er vast ook zijn die niet weten
wat ze moeten zeggen, hoe ze moeten reageren. Toch hoop ik dat we uiteindelijk die avond en ook de komende tijd plezier zullen hebben met elkaar. Daar wil ik voor gaan, samen met mijn vriendengroep nog heel veel leuke dingen doen. Dat zal ook de
insteek zijn van wat ik ze ga vertellen. Ach ja … wat kan ik anders. Ze kan niet komen, moet naar school en wil ook gewoon naar school, haar vriendinnen. Ze zal het ook wel ergens van zich af moeten praten, dat begrijp ik wel. Voor haar gaat het
leven gewoon door. Ik lig hier in het ziekenhuis, wat te dromen.
Zaterdagochtend – pap en mam zijn me komen halen. Eindelijk thuis. Ik heb het helemaal gehad met ziekenhuizen, wil er niet meer opgenomen worden. Een keer op controle
bij de specialist vind ik best, maar in het ziekenhuis liggen wil ik niet meer. Ik vertel het pap zodat hij het weet en er rekening mee kan houden. Ik wil thuis zijn en ik wil thuis dood gaan, het liefst met mijn vrienden om mij heen.
Op mijn kamer,
achter mijn computer, vliegen. Ik ben al enige tijd lid van Mission4Today, een heel fijn forum van mensen over de hele wereld die dezelfde hobby hebben als ik. Ik kan er praten met mensen uit Amerika, Canada, Engeland en weet ik waar nog. Ik vind het echt
heel cool. We helpen elkaar ook met het maken van nabootsingen van luchtgevechten uit de Tweede Wereldoorlog. Ik ben bezig met een gevecht boven Nederland. Een aantal forumleden kijken met me mee, testen, geven tips en adviezen en maken skins voor me –
zeg maar het uiterlijk van de vliegtuigen, echt zoals ze er uit zagen toen. Dat forum voelt als een familie voor me.
Ik kijk ook een beetje TV,lekker wat hangen. Pap doet met me mee. Ik ben wel erg moe van al die troep die ze in het ziekenhuis per infuus
in mijn lijf laten druppelen. Maar goed, dat is nu afgelopen, ik hoop dat ik me snel wat beter ga voelen en dat ik weer wat haar op mijn kop krijg, want dat kale hoofd ben ik eigenlijk wel zat. Voor al die chemo’s had ik best wel lang haar. Dat was wat
mijn lief het eerst aan me opviel toen ik bij haar in de klas kwam.
En dan is het zover. Zaterdagavond. Bijna zeven uur. Alles staat klaar om mijn vrienden te ontvangen. De meesten hebben toegezegd te zullen komen. Of ze iets vermoeden?
Ik denk het eigenlijk niet. Mijn lief is iets eerder gekomen dan de rest zodat ze iedereen samen met mij kan ontvangen. In groepjes komen ze aan gefietst. In de feesttent, aan de schragen tafels groeit het geroezemoes. De rake opmerkingen schieten heen en
weer en het ene maffe onderwerp na het andere komt aan bod met tussendoor wat geklets over proefwerken en leraren. Het is gek misschien maar als ik naar mijn leven kijk zoals het de laatste jaren gaat: ik heb vrienden, ik heb een fijne school, ik heb mijn
lief. Ja, ik ben gelukkig.
Mijn lief en ik houden ons bezig met het aanslepen van drankjes. De schalen met chips en andere knabbels staan op tafel en er wordt flink gegraaid dus al snel moeten we voor het eerst aanvullen. Dan wordt het ook langzaam
aan tijd om mijn verhaal te doen. Samen met mijn lief loop ik naar de kop van de tafels, hoofden draaien zich in mijn richting, er is nog geroezemoes maar heel geleidelijk aan wordt dat minder totdat ik uiteindelijk de aandacht van iedereen heb. Daar
ga ik, mijn moment. Wat ik precies gezegd heb weet ik niet meer maar ik zal wel begonnen zijn met iets als dit:
“Ik heb jullie gevraagd om hier te komen omdat ik jullie wat moet vertellen. Dat wil ik niet op school doen en al helemaal
niet via MSM of zo. Vandaar. Ik vind het fijn dat jullie er allemaal zijn. Jullie zijn echt een stel heel goede vrienden, dus ik wil het jullie ook als eerste vertellen.”
Zoiets was het en dan heb ik het over het verloop van mijn
ziek zijn tot nu toe, de behandelingen die ik in Nijmegen heb gehad, de scan die gemaakt is en dan de dokter die me de uitslag heeft verteld.
“Ik zal niet meer beter worden. Ik krijg nu nog experimentele medicijnen, maar op z’n
best zal dat mijn dood alleen kunnen uitstellen. En zelfs dat staat niet vast.”
Het is even muisstil, handen worden gepakt, armen om elkaar heen geslagen, tranen beginnen te lopen. Ik moet troost geven en steun. Samen met mijn lief.
Ik moet de spanning van het moment verbreken:
“Ik weet niet hoe lang ik nog heb maar de proefwerkweek wil ik evengoed gaan doen, en ook ga ik gewoon over naar 6 VWO. Ik weet zeker dat ik op jullie steun kan rekenen maar jullie kunnen
ook op mij rekenen. Ik wil er een fijne tijd van maken, het liefst samen met jullie. Ik ben altijd positief geweest en dat zal ik ook blijven ook.” Ik zwaai mijn arm best wel strijdlustig omhoog, - dat heb ik in films over de Tweede Wereldoorlog Britse
en Amerikaanse legeraanvoerders ook zien doen, best stoer - “Mensen Ik ga ervoor.”
Klaar.
Mijn lief pakt m’n hand en fluistert in m’n goede oor (ik ben bijna doof aan één
kant) dat ik het goed gedaan heb, mooi gezegd en duidelijk. Ze zegt dat we naar de anderen toe moeten gaan, dat zij er nu even wil zijn voor Lisa die het wel heel erg moeilijk lijkt te hebben. De jongens hebben strakke gezichten, de meisjes klitten aan elkaar.
Maar ergens in een van die groepjes wordt al weer een beetje bibberig gelachen. Een goed begin. Ik ga op een groepje vriendinnen af, ga achter ze staan en leg m’n hand op de schouder van één van hen, ze kijkt op. En nogmaals zeg ik dat
ik graag wil dat alles gewoon door gaat, dat ze me alles mogen zeggen en vragen, dat ik dat zelfs graag heb, liever dan dat ze er niet over durven praten met mij. Dat zou ik pas echt erg vinden. Er wordt geluisterd. En natuurlijk dé grote vraag: “Is
er dan echt helemaal niets meer aan te doen, ook niet in het buitenland of zo, Amerika?” Nee dus, echt niet. Alleen die experimentele medicijnen.
Zo ga ik van het ene groepje naar het andere. Inmiddels wordt er weer gegraaid in de bak met chips
en gaan mensen opnieuw drinken pakken. Langzaam wordt het gepraat wat luidruchtiger, her en der worden ook weer grapjes gemaakt. Ik doe er aan mee. Dat helpt. De sfeer wordt weer meer ontspannen. Dan komt pap met zijn fototoestel. Hij wil graag een groepsfoto
maken. Even ben ik bang dat ze dat niet zullen willen maar iedereen vindt het een heel leuk plan. Natuurlijk levert dat het nodige gegiebel en gelach op, getrek en gesjor aan elkaar, wisselen van plaats en gekke bekken trekken en rare houdingen
aannemen. Maar uiteindelijk poseren we met z’n allen onder de slinger van vlaggetjes die voor het feest van onze buren morgen, is opgehangen. Ik heb mijn arm om mijn lief geslagen.
Daarna is het gewoon een leuke avond met veel gekkigheid en onderling
geplaag. Van mij mag het zo nog wel een tijdje door gaan. Ik ben tevreden. Het is gezellig.