Peuter- en Kleutertijd
Half maart 1993 kunnen we
in de dorpskern van Kessel in ons nieuwe huis trekken. Nog één keer zullen we verhuizen maar dat ligt nog in het verschiet. Dat gebeurt vlak voor Joppe’s zevende verjaardag. Tot die tijd genieten we van ons gehuurde huis aan de Dorpstraat.
Het is licht en groot. Joppe heeft er alle ruimte om zich te ontwikkelen tot een levenslustige en vrolijke peuter en kleuter. Hij is een goedlachs gezelligheidsdier. Bezoek is altijd leuk, samen onderweg in de auto is helemaal super.
Hij zakt tot drie keer toe voor zijn gehoortest,maar de KNO-arts ontdekt geen afwijkingen en dus als we klachten krijgen dan moeten we maar eens terugkomen. Die kregen we
niet. Joppe begint er vrolijk op los te brabbelen en later babbelen, hij houdt van muziek en hij geeft er blijk van de dagelijkse geluiden te herkennen.
We hadden onze rituelen, één ervan was ’s avonds in
bad gaan. Nadat ik Joppe gewassen had mocht hij altijd nog even lekker spelen in het water. En daarbij werd een heel repertoire aan kinderliedjes uit mijn jonge jaren gezongen als “klein, klein, kleutertje”, “berenbotje”, “in
den Haag daar woont een graaf”, “Schuitje varen” en nog meer. Joppe genoot ervan. Voor Sinterklaas werden er natuurlijk ook sinterklaasliedjes gezongen, het hele scala werd afgewerkt. In de kersttijd kwamen er ook kerstliedjes aan bod zoals
“er is een kindeke geboren”, “Oh, dennenboom” en natuurlijk de herdertjes die bij nacht in het veld lagen. Nadat we uitgespeeld en gezongen waren en Joppe afgedroogd was, rende hij in zijn blootje naar onze slaapkamer. Daar ging hij
staan op de plank aan het hoofdeinde van ons bed om van daar op ons bed te springen. Ook dat hoorde bij het ritueel. Daarna was het luier en pyjama aan en lekker slapen. Zijn bedje stond een beetje schuin voor het raam. Nu Joppe goed kon staan, ontstond er
’s ochtends een nieuw ritueel. Als Paul weg ging, hoorde Joppe vanuit zijn bedje de startende motor, hij herkende het geluid. Hij ging rechtop in zijn bedje staan en trok de gordijn een beetje open en vanuit bed
zwaaide hij Paul enthousiast uit.
Hoezo slechthorend?
Zijn aversie voor het geblaat van schapen, de herrie van een boormachine, het geluid van een stofzuiger, toeterende vrachtauto’s of harde knallen zagen we eerder als
een bewijs van zijn goed gehoor, we vonden het een eigenaardigheid van Joppe, meer niet. Wisten wij veel. Jaren later, toen hij in groep 3 bij de schoolarts moest komen werd ontdekt dat Joppe met zijn linker oor vrijwel
doof was. Nooit hadden we wat gemerkt en hij wist niet beter. Zijn aversie voor bepaalde harde geluiden had daar mee te maken. Want alle geluid komt als een kakofonie het ene oor binnen, bepaalde geluiden zijn dan als het gekraak en geruis
uit een vol open staande geluidsbox.
Een ander ritueel dat we lang hebben vol gehouden, zeker tot zijn achtste jaar was voorlezen voor het slapen gaan. Een heerlijk momentje voor twee. Pyama aan, met de ruggen tegen de muur lekker tegen elkaar aan zitten,
een arm om hem heen en dan lezen: Jip en Janneke, de verhalen van Kikker, Professor Koosje, Poes Pinkie en Tuut Tuut Opzij, een prentenboekje waarin twee kinderen in een auto samen met moeders op weg zijn naar een kinderfeestje. Onderweg komen ze van alles
tegen. Dit was lange tijd Joppe’s lievelingsboekje, hij kende de tekst uit zijn hoofd. Later werd Pinkeltje favoriet en nog weer later Eelke die gezellig met zijn vader, de boswachter, en zijn moeder in een lief huisje in het bos woonde waar Eelke natuurlijk
allerlei avonturen beleefde die altijd goed afliepen.
Joppe was nieuwsgierig en ondernemend. Zodra hij zijn kans zag ging hij er op uit
om de wereld te verkennen. Dat heeft mij menig keer angstige momenten bezorgd want waar was hij nu weer gebleven? Zoek in de V&D in Nijmegen op de derde verdieping – bleek meneertje het magazijn te zijn ingelopen om daar eens een kijkje te nemen,
dan valt de deur dicht en … foetsie peuter, totdat hij eruit wilde en begon te huilen. Thuis in Kessel op een zonnige middag er op uit op zijn plastic tractor met aanhanger – zo is hij nog op het pleintje, zo is hij verdwenen. In steeds groter
cirkels zoeken met steeds meer mensen en dan wordt hij per auto thuis bezorgd, was hij vrolijk onderweg in een straat behoorlijk ver van huis, die rechtstreeks naar de drukke rijksweg voert. Een andere keer is hij op zijn tractor op weg
naar het veer over de Maas. Een vriendelijke dorpsgenootje had hem gezien en vroeg me: “zoek je Joppe?, die heb ik net nog op het Veersepad gezien.” Wonen in een klein dorp waar iedereen je kent, heeft echt zo zijn voordelen. Ondernemend dat was
hij.
Het leven is een aaneenschakeling van leuke uitjes en gebeurtenissen, een grote ontdekkingstocht. Naar de peuterspeelzaal,
kijken naar de overstromingen van de Maas in 1993 en 1995, carnavalsoptochten, vakanties, de muziek van Paul. Ondertussen leren lopen, dansen, springen, rennen, fietsen en praten natuurlijk. Allemaal zo gewoon, allemaal zo bijzonder.
Vanaf januari 1996
begint Joppe zijn schoolcarrière. Hij heeft wel even moeite met afscheid nemen van mamma maar het wendt en al snel weet hij niet beter dan dat school
hoort bij het dagelijks leven. Hij speelt graag en veel met vriendjes en vriendinnetjes maar ook alleen met Duplo en Playmobil. Het zand van de zandbak ligt vol met tunnels waar autootjes en zijn Duplotrein doorheen kunnen rijden, in een berg op de stoep.
Het is Joppe’s eerste bouwactiviteit en bouwen zou hij zijn hele leven blijven doen met de Lego en modelbouw, diorama’s maken, zijn eigen loopgraven op een braakliggend stukje tuin, de modeltrein. Het ging hem altijd om het creëren, het scheppen
van een wereld.
Ik had een geweldig lief, vrolijk, nieuwsgierig, levendig en gezellig kind. Paul een goede baan
als apotheekhoudend huisarts zodat hij niet eens fulltime hoefde te werken om voldoende inkomen te genereren - hoewel de dagen meestal toch lang waren omdat er op de praktijk altijd wel extra werk was - en we hadden een mooi huis midden in het dorp waar we
langzamerhand steeds meer thuis raakten. En toch ging het met mij niet goed. Heel geleidelijk aan, sluipend, was ik in een steeds diepere depressie geraakt. Niet postnataal maar het resultaat van mijn plekje in het ouderlijk gezin. De middelste van drie kinderen.
Mijn vader een narcistische persoonlijkheid, mijn vijf jaar oudere zus die een verkeersongeluk kreeg toen zij net zestien en ik elf was. Wekenlang balanceerde ze in coma op het randje van leven en dood en daarna volgden maanden van langzaam herstel. Mijn vader
die niet kon accepteren dat ze toch gehandicapt zou blijven - haar leven lang houdt ze spasmen in nek en benen en blijft praten daardoor ook een moeizaam bezigheid - hij bleef dus
maar doorgaan met mijn zus te laten oefenen en oefenen. Ze was zijn oogappeltje, ze was slim, zou gaan studeren en al zijn dromen waar maken. Dat moest koste wat het kost door gaan. Fröbergen zijn bijzondere mensen in het denken van mijn vader. Mijn zus
was een Fröberg. Mijn broer, zeven jaar jonger dan ik, een jongen, als stamhouder natúúrlijk een Fröberg. De naam zou in zijn persoon en nakomelingen voortbestaan. Alleen die gedachte al, maakte mijn vader apentrots.
Alleen ik viel tussen de wal en het schip. Uiterlijk had ik meer weg van mijn moeder. Was mijn zus vernoemd naar haar beide oma’s met die van vaderskant als eerste naam, ik was vernoemd naar mijn beide opa’s met die van moederskant
voorop (mijn opa heette Gerrit). Dit alles was voldoende om mij het etiket van een “niet-Fröberg” op te plakken en dus was ik zijn aandacht en interesse nauwelijks waard. Mijn moeder in de eerste plaats een huisvrouw en in de tweede plaats
verzorgster, Haar angsten zijn altijd groter gebleven dan haar moederliefde.
Een aantal jaren na het ongeluk van mijn zus raakte mijn vader in zijn midlifecrisis. Mijn moeder was niet goed genoeg voor hem. Hij zou het in het leven veel verder kunnen
schoppen als hij maar een elegante, mooie en intelligente vrouw naast hem had staan die hem door dik en dun zou steunen. Ruzies en uiteindelijk een scheiding waren het gevolg en ik mocht er midden tussenin mijzelf overeind proberen te houden. Praatpaal voor
mijn inmiddels behoorlijk drinkende vader die mij nu ineens veel hoger had zitten dan mijn zus, met mij kon hij tenminste praten, ik begreep hem en dus vertelde hij mij de meest intieme verhalen over zijn relatie met mijn moeder. Ik voelde me vereerd, gewaardeerd
en erkend. Wat wist nou ook van manipulatie? Houvast voor mijn moeder en een opvang voor mijn toen nog kleine broertje. Dat was ik allemaal. Ik was vijftien jaar oud.
Toen ik dan eindelijk zelf mijn gezinnetje had, mijn leven op de rails, toen was er tijd en ruimte om te beginnen met verwerken. Twee jaar lang heb ik een psychologe bij het Riagg bezocht. Ik moest afscheid
nemen van het idee dat ik een vader had en ontdekken dat hij al gestorven was toen hij mij al die verhalen vertelde over zijn liefdesleven, over mijn moeder en ik maar vijftien jaar oud was. Ik moest rouwen en verwerken.
In 1998 is hij echt overleden, geen traan heb ik gelaten behalve toen ik samen met mijn zus en broer zijn gecremeerde resten uitstrooide in de Waddenzee. Toen waaide zijn as in mijn ogen en biggelden daarvan de tranen over mijn wangen. Het
leek alsof hij zelfs na zijn dood mij nog één keer wilde raken. Maar hij had al verloren, want ik stond daar, wreef de tranen uit mijn ogen en ging door met zijn as door de wind te laten meevoeren de Waddenzee in. Weg, voorgoed opgenomen en verloren
in de zandige bodem.
Het waren jaren waarin zonnestralen door een grijze lucht probeerden heen te breken, vaak lukte dat, vaak ook niet.
Het is met enige weemoed en treurnis dat ik nu besef dat ik toen niet in staat was om voor de volle honderd procent te kunnen genieten van die heerlijke vrolijke opgroeiende peuter en kleuter die mijn kind was.
Jammer, maar ook
… het was niet anders.