Ik vind mijzelf een positief mens. Ik wil de tijd die ik nog heb goed besteden, er een feestje van maken. Van alles doen waaraan ik plezier beleef. Veel met mijn vrienden samen zijn.
Mam is ook heel positief ingesteld. Ik zou dat moeten waarderen
misschien, maar ik erger me er groen en geel aan. Haar positieve peptalks, vooral na bezoekjes aan het ziekenhuis of de dokters, haar manier om iedere keer weer overal kansen in te zien, mogelijkheden voor hoop, ik wil het niet horen. Ik wordt er bokkig en
sikkeneurig van. Ik snauw tegen haar, als een hond bijt ik van me af. Niet aardig, maar ik kan niet anders, het gebeurt vanzelf. Niet altijd. Soms onderga ik haar gepraat gelaten en zeg zoiets als “eerst maar eens afwachten” in de hoop dat
ze zal stoppen. Dat is lang niet altijd het geval. Ze snapt niet dat ze me met al haar gepraat dwingt om me bezig te houden met mijn ziek zijn en de kanker en dat ik dat juist niet wil. Ik wil denken aan mijn vrienden en school, de leuke dingen die op stapel
staan.
Eén van de wijze lessen die ik geleerd heb, is dat gelukkige en mooie momenten altijd gevolgd worden door teleurstellende gebeurtenissen en verdriet. Een les die ik graag met u wil delen. In mijn aards leven kende
ik de woorden nog niet maar eigenlijk is het jing en jang. Dit lijkt niet zo’n spectaculair inzicht, niet zo bijzonder. Maar als je er dieper over na denkt en er de consequenties uit trekt, dan betekent het heel veel. In ieder geval voor mij.
Ten eerste als het één op gaat, dan ook het andere. Na momenten van teleurstelling en verdriet volgen ook weer gebeurtenissen die blij, vrolijk en gelukkig maken. Dit ligt heel voor de hand maar als je teleurgesteld bent, pijn en verdriet
hebt, dan is dit het eerste dat je dreigt te vergeten.
Ik heb geleerd mijn ogen niet te sluiten voor de tegenslagen, teleurstellingen en verdriet. Ik kon niet anders. Eerst pesterijen op de basisschool, toen best wel eenzaamheid in de onderbouw van het
Bouwens van de Boijecollege (mijn middelbare school, ik deed er VWO-Atheneum) en toen het dan eindelijk goed ging, werd ik ziek. In de loop van de tijd kreeg ik een super vriendengroep en zelfs een vriendin. Ik voelde me warm, liefdevol en gelukkig en
wat gebeurt …? Ik krijg kanker! Dat slaat je echt even helemaal knock out. Pijn, verdriet, boosheid, paniek het is er allemaal. Maar dan … dan komt er een soort kalmte over je, tenminste dat gebeurde mij. Dan begin je weer te
denken, te voelen, te leven. Het eerste wat ik dacht was “ik ben nog niet dood, zo gemakkelijk krijgen ze me niet”. Er wordt een behandeling in gang gezet . Oké ik heb nu een opdoffer gekregen, ik heb geïncasseerd. Nu kan ik ook
weer iets goeds en geluk krijgen. Ik besluit deze tijd door te komen door veel aandacht te geven aan mijn vrienden, aan leuke gebeurtenissen, aan school, aan leven. Dat ga ik doen en verder onderga ik kalm wat op me af komt. Kijken wat er gebeurt.
Met deze afwachtende en zeg maar wat berustende houding onderging ik de verschillende chemokuren.
Acht kuren hadden ze voor mij bedacht. Ik bleek toch niet Hodgkin te hebben, wat meestal wel het geval is als het om jonge mensen gaat. Hodgkin
is goed te behandelen. Nu ik non-Hodgkin bleek te hebben, dat vele varianten kent ook nog, was de kans op succes wel wat minder. Maar niet getreurd want die kans was dan ook weer niet nul.
Maar … van het begin af aan waagt de specialist zich niet
aan een voorspelling van het resultaat van de behandeling. Hij zegt, en terecht, “ik kan wel zeggen dat er 70% kans op genezing is, maar als jij behoort tot die andere 30% dan heb je niets aan deze voorspelling.” En dus kunnen we alleen maar ondergaan
en er het beste van hopen. In lijn met mijn eerdere gedachte om vooral aandacht te geven aan de leuke dingen in mijn leven besluit ik precies dat te doen, ik zal ondergaan wat nodig is en ondertussen me bezig houden met andere dingen. Mijn
vrienden, mijn vriendin. School en proefwerken.
De eerste kuur kreeg in juni 2008. Een groot deel van de dag in het ziekenhuis doorbrengen, aan een infuus. Het ene na het andere goedje druppelt langzaam mijn lijf in. Mam is mee gekomen, zit naast mijn
stoel, een soort tandartsenstoel maar dan wel wat comfortabeler. Ze wil met me praten of een spelletje doen, alles om mijn aandacht af te leiden. Het is goed bedoeld maar ik heb er geen zin in. Ik ben opzettelijk laat naar bed gegaan en heb bovendien slecht
geslapen. Nu wil ik alleen maar mijn ogen dicht, wat soezen want echt slapen kan ik niet, en wachten tot het voorbij is.
Gelukkig heeft de broeder die mij en de infusen in de gaten houdt, de ene zak vloeistof verwisselt voor de andere en probeert
om drinken en eten aan me te slijten, de nodige humor. Hij is prettig om erbij te hebben. Zeurt niet maar kletst lekker over zeilen samen met zijn zoon. Hij maakt grapjes en laat me ruimte om gewoon mezelf te zijn. De eerste keer laat ik me nog overhalen tot
het drinken van een warme chocolademelk, mijn lievelingsdrank, maar de volgende kuren niet meer. Tijdens een kuur eet en drink ik niets, tot ongenoegen van de verpleging en mam natuurlijk. Maar ik heb er gewoon geen zin in. En als mam naast mijn chemostoel
soep zit te eten, dan ga ik alleen van de geur die er van af komt, al bijna over mijn nek.
Ik ben tijdens de kuren dus niet echt gezellig, dat moet ik eerlijk toegeven. En ook, eerlijk is eerlijk, ik vind het wel fijn dat mam en één keer
pap, die natuurlijk niet zo vaak kan omdat hij moet werken, mam kan makkelijker vrij krijgen van haar werk, iedere keer met me mee gaat en bij me blijft. Andere mensen bij mij op de kamer worden vaak wel gebracht en opgehaald maar in de tussentijd
zitten ze er helemaal alleen. Dat lijkt me eigenlijk best wel akelig. Die mensen willen dan vaak wel een praatje maken en dat snap ik. Maar ik heb er geen zin in en kan het niet opbrengen, ik doe mijn ogen dicht en laat het kletsen aan mam over.
Als we
na afloop naar huis rijden begin ik trek te krijgen en dorst. Thuis installeer ik me voor de TV en laat mam een lekkere warme chocolademelk maken. Ze wil me vertroetelen en eigenlijk is dat best wel lief. Ze laat me dan verder gelukkig ook met rust.
Naarmate
ik door de kuren meer van die chemo in mijn lijf krijg, verandert mijn smaak. Het duurt iedere keer een dag of wat voor ik weer chocolademelk wil drinken. Na iedere kuur voel ik me moe en lusteloos maar ben gelukkig niet misselijk, komt zeker omdat ik
tijdens het ingieten van dat spul niet eet of drink. Meestal blijf ik een dag na de kuur lekker thuis maar dan wil ik weer naar school want daar zijn mijn vrienden en bij hun wil ik zijn. Gebabbel horen, gekkigheid, gedoe over proefwerken en leraren, zullen
we vrijdagavond samen een film gaan kijken? Ja, welke dan? De één na de andere film passeert de revue en uiteindelijk spreken we af om een avonturenfilm en een te gekke tekenfilm te gaan zien bij Marieke, Rob of Eric thuis, met chips en
cola. Dat is waar ik behoefte aan heb.
Halverwege de kuren wordt er weer een scan gemaakt en er is goed nieuws. De tumoren onder in mijn buik zijn verdwenen en de boosdoener tussen hart en longen is inmiddels enorm geslonken. Het gaat goed. Mam
is helemaal euforisch, pap houdt zich stil en ik blijf op mijn hoede. Mooi, mooi, maar na goede berichten, na geluk …
Op de foto Joppe zoals hij er uit zag aan het begin van de kuren, 16 jaar, nog geen haaruitval.