Joppe en Gerda

Laat ik aan het einde beginnen. Ik ga dood. Ja natuurlijk dat doen we allemaal vroeg of laat. Alleen voor mij is het al heel dichtbij.  Nooit zal er een Djenny, een Vince en een Daphne zijn, althans niet in mijn leven. Achttien jaar ben ik gisteren geworden. Ik voel hem naderen, dagelijks dichterbij komen. Ik heb kanker, lymfeklierkanker, Non-Hodgkin. Uitbehandeld. Ik ga dood.

Ik ben een schakel in de keten van het leven. De laatste schakel. Wellicht maak ik de keten rond, haak ik in op één van die eerst bekende schakels van mijn familie. Eigenlijk zou ik niet moeten spreken van een keten, eerder van een netwerk door de tijd heen gevormd door mijn voorouders die van heinde en verre kwamen, elkaar vonden, samen hun leven deelden en voortzetten in hun kinderen. Nieuwe schakels weefden in het netwerk zoals mijn ouders deden toen ze een kind wilden en ik tot aards leven kwam. Omdat ik er moest zijn, dat weet ik zeker. Een schakel in een stukje van het netwerk van het aardse menselijk leven, een voorbijgaande fase in mijn eeuwig zijn. Ik geloof niet perse in een God en een hemel maar ben wel zeker van een voortdurend bestaan, steeds in nieuwe vormen.
Mijn aardse leven dus en het stukje van het netwerk waar ik deel van was. Eindig deel omdat het zo moest zijn.
Laat me mijzelf aan u voorstellen, wel zo netjes lijkt me.

Ik ben Joppe Fabian Sebastian Driessen, geboren op 26 december 1991 om 23.32 uur in het ziekenhuis in Venlo. Nog net een kerstkindje dus. Mijn vader is Paul. Hij is huisarts van beroep. Zijn vader Jan, mijn opa, was in zijn werkzaam leven archivaris in Kerkrade. Opa komt uit een boerengezin. Waarschijnlijk al enige generaties lang had de familie een boerderij in Boshoven, een buurtschap vlakbij Weert. We zijn er wel eens doorheen gereden, ook langs de boerderij. Echt ouderwets, met een schuur en een stal. Ze hadden wat land waarop graan en veevoer verbouwd werd en een paar koeien, een varken, kippen waarschijnlijk en misschien wel een geit. Maar dat was het dan. M’n opa had drie broers. Zoals dat hoort in een goed Katholiek gezin werd de oudste broer priester. Hij was bekend als ‘heeroom’. Zo heette dat. Ik heb hem één keer een handje gegeven maar toen was ik nog klein. Ik heb de foto gezien maar kan me er niets van herinneren.
Die heeroom woonde en werkte in Brazilië en kwam eens in de paar jaren naar Nederland. Uit de verhalen van pap heb ik begrepen dat zoiets een hele happening was, de hele familie in rep en roer. Die heeroom moest ondergebracht worden, dan bij die, dan bij die. Hij moest geamuseerd worden en iedereen moest heeroom ontmoeten, alle broers en hun vrouwen maar ook alle neven en nichten, en hun kinderen, ik dus ook. Vandaar die foto.
Terug naar mijn opa. Hij was getrouwd met mijn oma, ja natuurlijk, logisch. Ze had de bijzondere naam Truus en is in augustus 2009, toen wij op vakantie waren overleden. Mijn vader hield niet van zijn moeder, ze had hem een rot jeugd bezorgd. En ik moet eerlijk zeggen dat ik deze oma ook altijd maar een beetje raar heb gevonden. Ze deed heel lief tegen me, heel temerig maar eigenlijk was ze niet echt in mij geïnteresseerd. Veel verder als “lieve Joppe, wat ben je toch een goede jongen”, “wat ben je toch al groot” en “oh, Joppe wat ben jij toch pienter”, kwam ze niet. Als we bij opa en oma op bezoek gingen, zat ik m’n tijd meestal uit. Ging wat tekenen of speelde zo’n beetje met wat autootjes die ooit van mijn vader waren geweest. Dat vond ik een leuk idee, dat ik speelde met autootjes waarmee mijn vader vroeger ook gespeeld had. Gelukkig gingen we niet vaak naar opa en oma. Opa kwam wel vaker bij ons. Dat is een ander verhaal. Ik heb opa altijd graag gemogen.
Naar opa en oma in Weert gaan betekende naar de carnavalsoptocht gaan kijken of naar de kermis gaan. En toen ik klein was, vond ik dat helemaal geweldig. Maar om niet al te ver af te dwalen … dit verhaal vertel ik nog wel een andere keer.

Ik was mezelf aan het voorstellen. Mijn mam heet Gerda. Zij is geen Limburgse, praat ook geen dialect. Heeft ze ook nooit gemogen van mij. Ze deed het wel eens maar dat klonk echt niet. Ik werd er zelfs boos om “mam spreek je eigen taal”. Ik beet haar dat vaker toe en het heeft geholpen. Nu doet ze het niet meer. Dat heb ik maar mooi bereikt.
Ze werkt bij de gemeente maar wat ze daar precies uitspookt weet ik niet en eerlijk gezegd boeit me dat ook niet. De vader en moeder van mam komen uit Rotterdam. Opa Joop is al lang dood, ik kan me hem niet herinneren. Ik ging wel eens met mam mee op bezoek bij hem. Wat ik me daarvan herinner is dat ik een chocolade ei  - een suprise-ei kreeg. Daar zat een piepklein speeltje in. Ik was er verzot op. Dat herinner ik me, maar mijn opa? Nee, die niet. Oma Sonja, de moeder van mam, ken ik wel goed. Dat is eerlijk gezegd ook al geen knuffeloma. Ze is oud, tenminste gedraagt zich oud, echt een oma waar je niets aan hebt. Als we naar haar toe gaan, verveel ik me kapot. Ze zeurt en is sentimenteel, wil me omarmen en kussen. Daar ben ik echt niet van gediend. Dat ontwijk ik, mij niet gezien.
Opa Joop en oma Sonja zijn gescheiden toen mam nog kind was. Opa Joop trouwde opnieuw met Carla, zo heette ze. Zij heeft hem op haar beurt ook weer aan de kant gezet. Daarna ging hij al snel naar een verzorgingshuis. Volgens mij ben ik daar nog een keer met mam geweest, maar toen was hij op eens dood. Gewoon zo. Hij was er niet meer. Klaar. Geen gemis, geen verdriet.  Oma Sonja ging met opa Alex in een flat in Nieuwerkerk wonen en ook daar ging ik vaker met mam naar toe. Later toen opa Alex dood was ging oma weer wonen in Woudenberg, een dorp in de provincie Utrecht waar mam is opgegroeid. Een heel erg christelijk dorp, stijf, er is niets te beleven. Vreselijk saai. Oma Sonja zal langer leven dan ik. Dat mens klaagt en doet moeilijk maar is niet stuk te krijgen!
Sorry dit moest even eruit. Onaardig van me, ik weet het, maar nou ja … zo voelt het verdomme wel zo nu en dan.
Eigenlijk is de achtergrond van opa Joop, zijn wortels,  nog het meest interessant, zeker voor iemand met een historisch hart zoals ik. Zijn achternaam en dus die van mijn moeder is Fröberg. Dat is een Zweedse naam. Mam heeft wat speurwerk gedaan. Als je geïnteresseerd ben hoe het precies zat moet je haar maar vragen. In elk geval is hij in 1817 gestorven, ergens voor de kust van Indonesië, bij Ambon misschien. Het archief zegt dat hij toen aan boord was van het fregat HM Evertzen.  Nogmaals, vraag mam er maar naar, zij weet er meer van te vertellen dan ik en ze doet het nog graag ook.

Ik heb dus kanker, lymfklierkanker, non-hodgkin. Dat begon in 2008 met hoesten. Eerst dacht ik en pap en mam ook, dat ik gewoon verkouden was maar het ging maar niet over. In tegendeel, het werd steeds erger, vooral ’s nachts, ik kon er vaak niet van slapen. Pap had al heel vaak naar mijn longen geluisterd maar hoorde niets geks. Heel geleidelijk werd ik ook steeds kortademiger. Toen ik op school me aangemeld had om een centje bij te verdienen door iedere ochtend tafeltjes klaar te zetten in de gymzaal voor de eindexamens, bleek de eerste dag dat ik dat niet kon. Wel een beetje dom als je een jongen van zestien bent. Maar goed, die avond luisterde mijn vader weer naar mijn longen en nu hoorde hij wel wat. Ik had toen inmiddels ook koorts en dus dachten we dat ik longontsteking had. Pap ging gelijk die avond nog naar de apotheek om penicilline voor me te halen en de volgende dag moest ik samen met mam naar het ziekenhuis om foto’s te laten maken, pap wilde bevestiging van zijn diagnose.
De volgende dag, dat was een donderdag,  in het ziekenhuis kwam de mokerslag. Het ene moment zit je niets vermoedend in de wachtkamer te wachten eerst tot je aan de beurt bent om een foto te maken, dan wachten om te horen of de foto ook gelukt was. Nou dat was zo. We mochten gelijk door naar de Eerste Hulp omdat de longarts me wilde zien. Die man van de röntgen zei “het ziet er vies uit”. Maar ook dat liet nog geen alarmbellen rinkelen.  Mam en ik dachten dat de longontsteking misschien op een vervelende plek in mijn longen zat. Dat gebeurt wel eens en dan moeten ze medicijnen per infuus geven. Nou daar had ik echt geen zin in. “Als je maar niet denkt, dat ik in het ziekenhuis ga liggen.” Dat zei ik mijn moeder en ik meende het. Maar na een half uur op de Eerste Hulp was er van mijn verzet niets meer over. Een assistente van de dokter voelde aan mijn hals en vroeg of bepaalde knobbels er altijd al hadden gezeten. Mam en ik hadden allebei zoiets van “knobbels?, wat voor knobbels”, maar goed ze had wat gevoeld en dat was niet goed. Gelijk werd de hele molen in werking gezet: bloed prikken, een MRI-scan, een punctie. En dan komt de longarts himself. Met een vriendelijk gezicht en zachte stem dient hij de mokerslag toe. Je hebt kanker, een groot gezwel, vlakbij de longen en het hart. Daardoor heb je nu vocht rond de longen gekregen en dat maakt je zo kortademig. Dat vocht dat moeten en gaan we weg halen. Vandaag. Hij bood nog aan om mijn vader te bellen maar dat deden we liever zelf.
Onverwacht was ik acteur in een film waar ik liever niet in wilde mee spelen en al helemaal niet als hoofdrolspeler. Gelukkig ging alles zo snel dat ik toen weinig tijd had om na te denken. Ik ging naar de longafdeling, pap kwam ook naar het ziekenhuis. Ik kreeg een drain, heel erg pijnlijk en daarna werd ik zieker en zieker. Ik zakte meer en meer weg. Ze brachten me over naar medium care. Doordat het vocht zo snel verdween dreigde ik in shock te raken. Hoe dat precies werkt weet ik niet, alleen dat het zo was. Maar mij krijg je niet zo maar klein en dus herstelde ik ook weer snel. Zaterdagochtend mocht ik naar de gewone afdeling. Maar daar wachtte mij een nieuwe verrassing. Ze wisten nog niet precies wat voor kanker het was maar wel dat hij heel agressief was, heel snel groeiend. En dus kreeg ik gelijk die zaterdag een shot chemo. Een schot –shot – voor de boeg dus. Met die troep in mijn lijf mocht ik ’s maandags weer naar huis.
Toen begon het wachten. Het lange wachten op de uitslag van de punctie, de definitieve diagnose. Mijn kansen, de mogelijkheden, de soort behandeling die ik zou krijgen. Lichamelijk voelde ik me heel wat beter dan de weken daarvoor. Ik kon weer ademen, het hoesten was minder. Ik kon niet geloven dat er echt iets aan de hand was. En eigenlijk deed ik dat misschien ook wel niet. Dit kon gewoon niet waar zijn. Pap, mam en ik we pakten de draad gewoon weer op, alsof er niets gebeurd was. Maar ondertussen het wachten, het lange wachten. De dag van de afspraak met de specialist – een hematoloog-oncoloog, die kwam en was er voor ik er erg in had.

 

Nieuwe reacties

02.10 | 09:25

Lord Bubuza verenigde mijn man en ik na 8 jaar scheiden .. Het begon allemaal toen mijn man vreemd ging en elke keer dat ik klaagde dat hij niet zou luisteren in plaats daarvan zal hij wakker worden zonder een woord te zeggen, kwam hij op een dag thuis va

03.08 | 21:49

Ha Maarten, dank voor je reactie. Jij houd je bezig met de geschiedenis v.d. Fröbergen? Ben benieuwd naar de documenten waar je het over hebt. Van de marine?

03.08 | 18:00

Erg mooi verhaal, ik heb documenten die je verhaal bevestigen. Ondertussen boek besteld.

19.05 | 17:28

Een nieuwe toevoeging aan mijn website: Schrijfsels. Oefeningen in schrijven, gedachtespinsels, gedichtjes, mijmeringen, zo maar wat gepraat.