Net zo moeilijk als, en misschien nog wel lastiger dan in de toekomst kijken is terug gaan in je herinnering. Hoe was het ook al weer? Ik dacht het te weten maar dat is maar een beetje waar. Er zijn kleine gebeurtenissen en voorvalletjes die in mijn
geheugen zijn blijven plakken. Mijn agenda’s helpen me om een beeld te vormen van mijn dagelijks leven. Maar mijn gedachten en gevoelens, mijn wensen en verlangens, wat me bezig hield, ze zijn vaak diep in mijn onderbewustzijn opgeborgen. Kan een geleide
imaginatie mij hier van dienst zijn? Kan ik mezelf terug leiden naar 1990, het jaar waarin Paul en ik besloten dat we een kind wilden? Of liever gezegd: dat ik wist dat ik moeder wilde – moest – worden?
Ik neem mezelf dan mee terug naar
Well, een mooi dorpje in Noord-Limburg. We woonden er omdat Paul daar in opleiding was tot huisarts. We hadden er bewust voor gekozen, om daar te wonen. De opleiding duurde twee jaar. Een mooie tijd om te ontdekken of het leven op het platteland iets voor
ons was. We hadden tot dan toe steeds in de stad gewoond. Ik kreeg een autootje – we noemden hem Jeepie, dat was ie niet, maar hij maakte zo’n geluid – waarmee ik dagelijks op en neer ging naar mijn werk in Nijmegen. Ik verzorgde samen met
mijn collega’s de administratieve rompslomp rond het afstuderen van de studenten van de A-faculteiten. Inclusief het in mooi handschrift schrijven van de diploma’s. Grappig om te bedenken dat er mensen rondlopen met een door mij geschreven
diploma ergens in een kast of kluis, een belangrijk document om te bewaren.
Ons huis was klein, een aanbouw aan een groter huis, ooit bedoeld voor oma maar nu ze er niet meer was en het grote huis inmiddels bewoond werd door haar kleinzoon, kon het kleine
aangebouwde huisje wel tijdelijk verhuurd worden. Wit gepleisterd met een donker pannendak. Aan de rand van het bos.
We hadden een woonkamertje, twee slaapkamers, een minuscuul keukentje en een badkamer, het voldeed. Het was vooral een erg knus en gezellig
huisje. Door het keukenraam zag ik de eekhoorntjes rondscharrelen of een patrijs met haar jongen passeren. Een heel goede plek om te ontdekken dat we zonder de drukte van de stad konden leven. En ervan genieten. Daar in Well lachte het leven ons toe.
In
retrospectief waren we gelukkig toen. We hadden elkaar, een fijn huisje. We konden leven van onze inkomsten, zelfs een vakantie konden we ons permitteren. Onze vooruitzichten waren goed. Nu weet ik dat, toen was ik me er nauwelijks van bewust. Achter de heuvels
is het gras altijd groener.
En misschien was het daarom, omdat we gelukkig waren en omdat het gras aan de andere kant van de heuvel altijd groener is, dat in mij het verlangen wakker werd naar een kind. Aanvankelijk liet het zich maar even aan de randen
van mijn bewustzijn zien. Maar naarmate het meer en meer wakker werd, dat verlangen, dook het vaker en met een steeds nadrukkelijker aanwezigheid op in mijn gedachten. Een kind, zo voelde het, zou mijn leven rond maken.
Ik begon het te benoemen,
Paul ernaar te vragen, me het hardop voor te stellen, wij samen en een kind. Paul was nou niet bepaald direct laaiend enthousiast. Integendeel. Zelf was hij voortgekomen uit een gezin rijk aan regels, ge- en verboden, arm aan warmte en liefde met als toefje
op deze voor een opgroeiend kind desastreuze mix een totale verwaarlozing van het sociaal kinderleven ten gunste van Opvoeden en Leren. Met moeite had hij zich kunnen herstellen van de allerergste beschadigingen. Hij was bang, heel erg bang niet in staat te
zijn om een goede vader te worden. Daarbovenop kwam de verantwoordelijkheid die hij op voorhand al als een loodzware last op zijn schouders voelde drukken.
Het waren niet de leukste gesprekken waarin Paul zijn weerstanden benoemde en ik hem probeerde
te overtuigen dat juist zijn bewustzijn van zijn verleden en de schade die hij had opgelopen al aantoonde dat zijn angsten niet bewaarheid zouden worden, dat hij juist wel een heel goede vader zou zijn.
Hoe en wanneer precies, weet ik niet meer, maar
Paul ging overstag. Hij begreep op enig moment dat ik er niet vanaf te brengen was. Dat het zelfs mogelijk was dat ik bij hem weg zou gaan als hij bleef volharden. Ik weet niet of hij gelijk had met dat denkbeeld. Ik heb er nooit bewust aan gedacht en gelukkig
heb ik er nooit over hoeven nadenken. We besloten per 1 januari 1991 te stoppen met voorbehoedsmiddelen.
De jaarwisseling van 1990-1991 brachten we door bij Martin en Margot, mijn broer en schoonzus. Ook mijn zus Ria was erbij. Zoals de jaarwisseling
van 2009-2010, aan het einde van Joppe’s levensboog, was ook deze jaarwisseling aan het begin ervan een heel bijzondere. Eén die je altijd bij blijft. Mijn zus was half december, nog voordat ze haar jawoord had kunnen geven, weduwe
geworden. Toen zij en haar Thom in ondertrouw waren, kreeg hij een fatale hartstilstand. Op 20 december waren we erbij toen ze hem moest begraven.
Mijn zus en ik zijn niet echt innig met elkaar, nooit geweest ook. Maar die jaarwisseling om 0.00 uur, terwijl
de wereld om ons heen met vuurwerk en champagne het nieuwe jaar verwelkomde, vielen wij elkaar met tranen in de armen. Zij om het leven, de liefde die ze verloren had, ik om het leven, de liefde die komen zou in dat nieuwe jaar 1991.
Half april, een
prachtige voorjaarsdag vertelde de test dat ik zwanger was.