Wat had ik Joppe te bieden? Een warme chocolademelk, optimisme en hoop, positiviteit. Die chocolademelk wilde hij nog wel maar de rest … daar wilde
hij niets van weten. Nukkig sloot hij zich van me af wanneer we bij de specialist geweest waren die ons, in mijn ogen, goed nieuws had verteld. Een tumor die geslonken was tot een speldenkopje, bestraling die vrijwel zeker het laatste restje zou opruimen,
een plekje dat waarschijnlijk niets meer was dan littekenweefsel. Dat gaf hoop en moed. Nog even doorzetten en we zouden hebben overwonnen. Met vechtlust, hoop en kracht wilde ik Joppe vullen. Hem mijn energie geven omdat dat het enige was wat ik te bieden
had.
Dat hij dat afwees, dat begreep ik niet, dat deed me pijn. Hij was toch ook positief ingesteld, hij wilde toch ook beter worden, toch ook vechten voor een goede afloop, voor genezing? Daarvoor heb je toch positieve energie nodig? Hoe meer hoe beter, dacht ik
zo.
Maar nee, door hem afgewezen vroeg ik thuis maar weer of hij zin had in een warme chocolademelk. En als hij daar zelfs nee op zei, dan waren mijn handen leeg. Wat had ik dan nog te geven? Helemaal niets. Die machteloosheid, die dreef me voort, steeds op dezelfde
weg, blind bijna in dezelfde patronen praten en handelen. ``Dat was toch goed nieuws”, “Nog even doorbijten”, “een warme chocolademelk?” “Iets anders drinken, iets eten, je moet toch iets drinken, toch iets eten?”
Ik kon niet anders. De positieve geluiden die ik maar al te graag wilde horen uit de monden van de heren specialisten, waren mijn houvast, mijn
strohalmen langs de oever van de stromende rivier die het leven is.
Ik wilde me er aan vasthouden en wilde dat Joppe dat ook deed. En meer nog. Ik wilde dat hij er zich, samen met mij, aan zou optrekken, uit
de stroming, zich aan de wal trekken en aan de kant gaan staan, zich onttrekken aan de stroom die altijd gewoon z’n weg gaat, zich door niets laat tegenhouden. Het droge riet langs de oevers, je kan je er aan vasthouden, maar optrekken? Nee, … dan breken
de stengels. Joppe wist dat. Ik begrijp het nu.
Want als je je vasthoudt aan dat droge riet, wat dan? De stroming gaat door, trekt aan je, je moet inspannen om je vast te blijven houden, vechten tegen een kracht die veel sterker is dan jij. Er zal vroeg of laat een moment komen, dat je moet loslaten, je
mee moet laten voeren.
Is het dan niet beter om je niet vast te grijpen, je niet te verzetten? De rietstengels niet laten knakken door je gewicht?
Je mee laten gaan in de stroom, gewoon lekker drijven. Alle strohalmen
zien staan en onderweg van alles beleven en maar zien waar de stroming van het leven je brengen zal? Groeien er meer en nieuwe halmen, zal je ergens aanspoelen? Je weet het niet. Dan maar genieten van het drijven in de stroom, de mooie
dingen ervaren. Een feestje maken van de reis.
Dat is niet opgeven. Dat is niet overgeven. Dat is niet de strijd staken. Dat is ondertussen leven, leven zo lang als je kan. Dat is positief zijn
waar de stroom je ook zal brengen.